Gebarentolk bij de eucharistievieringen
Geloven in gebarentaal
28 mei 2020
Interview met Sebastiaan Boogaard, gebarentolk bij de eucharistievieringen, door redacteur Kalien Blonden.
Hij is al jaren werkzaam als tolk gebarentaal, maar niet eerder kreeg hij zoveel reacties. Sebastiaan Boogaard (39) tolkt sinds de coronacrisis de eucharistievieringen van de KRO, zondagochtend live op televisie. “Dove mensen voelen zich welkom.” Een gesprek over geloof in gebarentaal.
“Het gebaar voor ‘Ontferm U’”, zegt Boogaard, als ik hem vraag of er in de eucharistievieringen een gebaar is dat hem persoonlijk ontroert. Hij kijkt vragend omhoog en met zijn rechterhand omarmt hij de denkbeeldige mensheid. “Het is de vertaling van Kyrie Eleison, Heer, ontferm U over ons. Ik krijg er veel reacties op, ook van horende mensen. Het Kyrie Eleison zingen ze mee, maar ze staan eigenlijk niet stil bij wat het betekent. Als ze mijn gebaar zien, verbindt dat ze met de inhoud.”
Moedertaal
Een van de eerste dingen die je – als onwetende horende – leert als je je verdiept in gebarentaal: zeg niet ‘doventolk’. Gebarentaal is een taal, net als het Nederlands of Frans en dus is het ‘tolk gebarentaal’. Dat is ook meteen het antwoord op de vraag die Boogaard het meest gesteld wordt: waarom volstaat ondertiteling niet? “Gebarentaal is de moedertaal van dove mensen. Met een compleet andere zinsstructuur en een andere grammatica dan het gesproken en geschreven Nederlands. Je kunt het vergelijken met kijken naar een Franse tv-zender zonder geluid, met Franse ondertiteling. Je scant op woorden die je kent, probeert die te combineren met wat je ziet, maar zo krijg je lang niet alles mee.” Terwijl je in gebarentaal vaak zoveel meer kunt zeggen dan in geschreven of gesproken taal, zegt Bogaard: “Neem de zin: ‘Ik zet het glas op tafel’. In gebarentaal kan ik niet alleen die zin zeggen, maar tegelijkertijd aangeven of het een grote, een hoge of een lage tafel is en of ik er een bierglas of een klein borrelglaasje op zet.”
Vertaling
In het Nederlands gebarenwoordenboek van het Gebarencentrum staan filmpjes van talloze gebaren. Maar niet voor elk woord bestaat een vaststaand gebaar, zeker niet in de vaak abstracte, mystieke geloofstaal. “Dus dan ga ik puzzelen en zoek ik naar het juiste gebaar. Daarbij werk ik samen met diaken Marcel Broesterhuizen van het Katholiek Dovenpastoraat en met dove mensen uit mijn netwerk. Zo was er voor ‘eucharistieviering’ nog geen gebaar. Dan hebben we het erover wat eucharistie precies betekent en hoe we dat kunnen omzetten in gebarentaal. Het is uiteindelijk een combinatie geworden van de gebaren voor ‘dank’, ‘mis’ en ‘viering’. Ik laat zo’n nieuw gebaar altijd eerst zien aan dove mensen om te checken of ze begrijpen wat er bedoeld wordt.”
Emoties
Boogaard ziet zichzelf als een doorgeefluik, een schakel. “Dove mensen hebben mij gebarentaal geleerd en in hun taal geef ik nu het geloof door. Ik heb een brugfunctie tussen de horende en de dovenwereld. Dat brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee om zo goed mogelijk te vertalen en de juiste betekenis over te brengen.” Uit de vele positieve reacties blijkt dat door zijn werk dove mensen de eucharistieviering intenser beleven. “Zo schreef een oudere vrouw dat ze nu pas begreep waar het vroeger in de kerk over ging. Dat raakte mij, het idee dat ze als kind braaf elke zondag met haar ouders meeging maar niet werd aangesproken. Zelfs al zou je meelezen met de tekst die de priester uitspreekt, of kunnen liplezen, zonder tolk gaat veel van de boodschap verloren.
Zo zie je aan mij als tolk ook de emoties, mimiek is een essentieel onderdeel van de gebarentaal. Dus als iets ontroerends wordt gezegd of iets heftigs wordt gezegd, dan straal ik dat ook uit. Rouw of verdriet is van mijn gezicht af te lezen. Een smeekbede ziet er smekend uit. En als Jezus sterft aan het kruis neem ik de rol van Jezus aan en dan sta ik met gespreide handen en laat mijn hoofd vallen. Dat komt binnen, dat raakt het hart van mensen, zowel van doven als horenden, merk ik uit de reacties.”
Ondergeschoven kindje
Tja, en dan het ‘Irma-effect’, veroorzaakt door tolk Irma van der Sluis die de coronapersconferenties van premier Rutte tolkt. De tolkenopleidingen merken het ook aan het toenemend aantal aanmeldingen: gebarentaal is ‘hot’. En dan te bedenken dat het gebruik van gebaren in het onderwijs aan doven in 1880 op Europees niveau werd verboden en dat tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw bleef. Doven moesten leren liplezen, er stonden zelfs lijfstraffen op het gebruik van gebarentaal! In de dovenwereld is jarenlang gevochten voor erkenning. Een wetsvoorstel om gebarentaal een officiële taal te maken ligt nog altijd te wachten om aangenomen te worden. De populariteit van horende tolken als Irma en Sebastiaan wordt door dove mensen dan ook met gemengde gevoelens bekeken. Boogaard: “Ik snap dat ja. Dove mensen zijn lange tijd niet serieus genomen, gebarentaal was een ondergeschoven kindje. En is er ineens aandacht voor. Jouw taal, jouw hulpmiddelen krijgen aandacht, maar niet jijzelf. Als ik in de schijnwerpers sta, voelen zij dat ze in de schaduw staan. Zij leren mij die taal en ik ga bij wijze van spreken met de eer strijken. Terwijl ik er nooit zo goed in zal worden als zij.”
Verrijking
Om goed te kunnen begrijpen hoe erg veel doven dit vinden, zegt Boogaard, moet je begrijpen dat zij doofheid niet zozeer zien als een handicap. “Ze zien zichzelf als culturele minderheid met een eigen taal. Dat is een essentieel andere invalshoek. Je kunt heel goed zonder gehoor leven, maar niet in een samenleving waarin iedereen praat. Doven zijn pas beperkt doordat de rest van de samenleving geen gebarentaal spreekt.” Hij ondersteunt het pleidooi van Onno Crasborn, hoogleraar gebarentaal in Nijmegen: gebarentaal in ieder klaslokaal. Boogaard: “Het is een mooie taal die je aan kinderen makkelijk kunt leren. Je kunt er wereldwijd mee terecht. Het is geen universele taal maar de honderden gebarentalen vertonen wel veel overeenkomsten. Gebarentaal in ieder klaslokaal, dat zou echt een verrijking zijn.”