Alaaf

Het feest kan beginnen. Van voor naar achter. Polonaise Hollandaise. Drinke totteme zinke. Een pikketanussie. Zak es lekker door. Mama woar is mien pils. Ik ben Gerrit. Hup daar is Willem. Het zal je kind maar wezen. Wij zijn de jongens van plezier. Oh Sjaan. M‘n tante heeft een olifant. Tiet veur un pafke. Uche uche. Unne spijker in munne kop. Vaders fanfare. Vader Abraham had zeven zonen. En we nemen er nog een. ’s Nachts na tweeën. Keesje de Jordaan. Brabantse nachten zijn lang. De kat van ome Willem. De liefde van de man gaat door de maag. De Pieteroliekar. Een barg die he un krul in de steert. Kom geef je lasso maar. Een meissie van alledag. Per spoor; kedeng kedeng. Waar moet dat heen? Viva España. Bij ons staat op de keuken-deur. Als het gras twee kontjes hoog is. Alice [wtf is Alice], Als ze me missen… Een reisje langs de Rijn-Rijn-Rijn. En nou die hendjes de lucht in. Er staat een paard in de gang. De fanfare. Mien waar is m’n feestneus. Niemand laat zijn eigen kind alleen. Mijn naam is Haas. Hé, hé, kijk daar eens. Neenaanmenooitnie. Den Uyl is in den olie. Tutti di no no. Bloody Mary. Ik ben Alie van de wegenwacht. Op woensdagmorgen krijg je rode rozen. Geef me hoop Jomanda. ‘k Heb hele grote bloemkoole. We zijn toch op de wereld om mekaar te helpen, nietwaar. Olé olé. Ze kunnen de pot op. Vette jus. Kabouterdans. Pa wil niet in bad. Olleke bolleke. M’n schoonmoeder. Glaasje op laat je rijden. Het bananenlied. Het leven is goed in t Brabantse land. La la la van Strauss en zo. Marietje (in het bos daar zijn de jagers). Is je moeder niet thuis. Hallo meneer de Uil. In ons fijn café. De countrydans. Jij bent veel te mooi. ’t Geeft allemaal niks. Ome Jan. Zullen we maar weer. Juffrouw Toos. Margarita. Effe wachte. De nacht is nog zo lang. Wat heb je gedaan Daan. Oh wat is het toch fijn. Och was ik maar.

Toedeloe. Dit is het einde. Zallemenut nog een keertje overdoen?