Spraakverwarring
In mijn werk als gebarentolk valt me op hoe vaak men gebruik maakt van beeldspraak en homoniemen. Spreekwoorden zoals ‘wij horenden’ deze kennen, worden door doven nauwelijks gebruikt. Zij gebruiken heel andere, mooie gebaren-constructies. Gebarentaal is een zeer rijke, visuele taal. Het bijzondere eraan is onder meer dat je vaak meerdere aspecten in een werkwoord kan weergeven. In het gebaar voor GEVEN, kun je bijvoorbeeld al zien
– wie aan wie geeft (jij aan mij).
– Aan de handvorm kun je de vorm van het gegevene herleiden (is het zwaar, groot, dun, hoe hou je het vast, etc).
– In combinatie met mimiek en de beweging kun je zien op wat voor manier het gegeven wordt (bijvoorbeeld plechtig, snel, gewichtig
Af en toe leidt het vertalen tot miscommunicatie. Doven zien echter alles! Mijn vertaling geeft soms onbewust of onbedoeld weer, hoe ik persoonlijk e.e.a. zie, of wat mijn eigen associatie is. Bij het horen van het woord plezierjacht denk ik eerder aan scheepvaart dan aan schutterij. Bij vorst denk ik eerder aan de Koning dan aan vrieskou. De gevolgen laten zich raden…
Belangrijk is het dus, om te weten waarover men spreekt. En dat je als tolk zelf ook op de hoogte bent van de actualiteiten en context. En soms? Soms gaat het pijnlijk mis.
In Frans-Guinea deed men zeer enthousiast over een oude spijker die zo goed in tact bleek. Ik vond het byzonder overdreven, maar kon niet vermoeden dat het een automerk betrof. Stond ik daar met een denkbeeldige spijker tussen duim en wijzvinger.
Tijdens een GGZ-opdracht kreeg men een lachstuip door mijn vertaling ‘dat de kinderpsychiater niet gestoord wilde worden’. En op een bouwkunde-opleiding liet ik iedereen zijn mes- en-vork (bestek) pakken. Pasgeleden op diezelfde opleiding bekeken we op het dak de isolatie, en vroeg de ene student aan de andere of ie hem effe een trap wou geven….